Vissoorten van de “Stromende” IJssel

Fraaie blankvoorn

De “Stromende” IJssel beschikt door zijn karakter over een grote diversiteit aan vissoorten en dat is een heel prettige bijkomstigheid voor iedere visser. Als je het mij vraagt is er op dit moment geen water in Nederland waar zoveel verschillende soorten vis zo goed gedijen als in de IJssel!

Natuurlijk er zijn vissoorten die minder talrijk zijn geworden dan vroeger door het alsmaar helderder wordende water maar daar zijn weer andere soorten voor teruggekomen.

Qua roofvis is er snoek, snoekbaars, baars, paling, roofblei, winde en ook steeds vaker meerval te vangen. Toegegeven, het is geen makkie om op de IJssel structureel je rovers te vangen, maar ook hierbij geldt weer dat waterkennis een must is en wanneer het dan meezit dan zijn mega-vangsten met wel 5 verschillende soorten rovers geen uitzondering!

Maar genoeg over de rovers (hierover wordt al genoeg geschreven ), we gaan verder met de witvissen onder de rivierbewoners.

Ik zal beginnen met de meest slijmerige, maar daarom niet minder gewaardeerde rivierbewoner de brasem. Vooral wedstrijdvissers sluiten de brasem in de armen omdat deze vis over het algemeen toch aardig wat kilo’s in de schaal legt en vaak in scholen voorkomt en daarnaast ook bekend staat als een makkelijke eter.

De brasem is één van de vissen die het in veel wateren moeilijker heeft gekregen, zo ook in de IJssel. Jaren terug waren ze in grotere aantallen te vangen dan nu maar ze zijn er nog wel en op sommige stekken zijn ze nog steeds heel goed te vangen. Deze stekken vind je vaak voorbij de binnenbochten, dus buiten de sterke stroming of dicht onder de kant tussen de kribben waar ze onderaan de kribben hun voedsel vinden. Ook rustplekken in een stuk rivier zonder kribben zijn vaak ware hotspots. Rond de paaitijd liggen ze vaak massaal op het ondiepe in rustig water.

Zoals gezegd is de brasem geen kieskeurige vis, hij eet in principe alles, maar toch heeft hij een voorkeur en wel voor de worm. Wanneer je gericht op brasem wilt vissen in de IJssel zoek dan de wat rustigere stukken op en doe ’s wat wormen of stukken daarvan door je voer.  Als ze er zitten vang je ze geheid.
Brasem houdt verder van een stille aanbieding van het aas dus zorgt dat je korf vast ligt en je aas niet teveel beweegt. Kijk niet gek op wanneer je er eentje van dik over de 60cm met een gewicht van meer dan 4 kilo vangt want ze zwemmen er!

Dan de meest algemene vis van ons binnenwater de blankvoorn, een door mij bijzonder gewaardeerde witvis vooral wanneer ze van het formaat baksteen zijn. Ook deze vis heeft het net als de brasem moeilijk en ook dat is te merken op de IJssel.  Ik ken stekken waar je moeite moet doen om geen blankvoorn te vangen maar ik ken er ook waar ik nog nooit een blankvoorn gezien heb. Buiten dat het vangen van deze vis soms heel erg vast hangt aan een bepaalde stek lijkt het ook wel of ze met de seizoenen migreren over de rivier. Zo kun je ze in bepaalde periodes heel goed en soms ook heel erg groot vangen en andere periodes lijken ze wel verdwenen. Qua stroming heb ik niet de indruk dat de blankvoorn zich daar veel van aantrekt want je vangt ze tot midden op de rivier. Wat wel belangrijk is is dat het aas beweegt en niet statisch op de bodem ligt want daar hebben ze het niet zo op. De truc is om het gewicht van je korf zo zwaar te nemen dat deze langzaam over de bodem “loopt”. De slag blankvoorn wat het meest op de IJssel zult tegenkomen is tussen de 20-30 cm met uitschieters tot 40 cm, deze vissen hebben een voorkeur hebben casters en mais. Kleinere blankvoorns vang je het gemakkelijkst aan een paar maden.

Fraaie blankvoorn

De eerste vis in een rijtje van 3 echte rivierwitvissen is de kolblei. Ik weet heel goed dat je kolbleien in alle watersystemen tegenkomt maar in de rivieren voelt deze vis zich toch meeste thuis. De kolblei wordt niet extreem groot maar dit maakt hij goed met zijn felle vechtstijl, kolblei vecht heel bokkig en geeft zich niet snel gewonnen. Kolbleien zijn op de rivier vaak een stuk groter dan hun broers en zussen van het stilstaande water, mijn PR kolblei gevangen op de IJssel is dan ook 42cm! Kolblei is met name door de afname van brasem een  target geworden voor veel wedstrijdvissers. Wanneer je op je stek bezoek krijgt van een school kolbleien dan kun je binnen no-time meer dan 20 kilo vis vangen! Vaak zijn dit dan vissen van hetzelfde kaliber zo tussen de 25 en 40cm met gewichten variërend van 300 tot 1000 gram. Wil je wat gerichter op deze vis vissen zoek dan altijd de hardere stroming op want daar trekken ze vaak dwars doorheen. Zelfs tot op het midden van de rivier zijn deze vissen goed te vangen, zorg er altijd voor dat je montage zich over de bodem verplaatst.

De volgende vis is er één in opkomst en voor mij nog altijd een graag geziene gast: de winde. Deze vis voelt zich in steeds meer water thuis maar op de IJssel is hun groei toch wel explosief te noemen. De winde is een op en top riviervis die bij zowel roofvissers als witvissers het hart sneller doet kloppen. Hij is op veel manieren te vangen zo heb ik ze al met plugjes, spinners, broodvlokken, vaste stok en feeder kunnen vangen. Wanneer je deze vis op kunstaas vangt is de maat toch al snel 40cm, terwijl je op de feeder of vaste stok een gemiddelde maat van zo’n 30 a 35 cm haalt. Uiteraard kent ook deze vis uitschieters tot zo’n 55 a 60 met gewichten van 3 a 4 kilo. Op de feeder zorgt deze alleseter voor een knal van een aanbeet waarbij het achterstuk van je hengel soms zelfs opveert. Aanslaan is vaak niet nodig omdat deze schrokkop zichzelf bijna altijd haakt. Net als bij het vissen op blankvoorn is het belangrijk om op winde “lopend” te vissen. Je zult zien dat je winde en blankvoorn heel vaak door elkaar vangt. Om veel winde op je stek te krijgen is het belangrijk dat je de stroming opzoekt en veel aas in je korf meegeeft. En met veel bedoel ik dan ook echt veel, vooral in de warmere periode is mijn voerkorf vaak voor de helft gevuld met aas. Voornamelijk mais en casters lijken erg geliefd bij onze vriend winde en het gebeurt regelmatig dat een winde eenmaal in het net het gebrachte aas opbraakt.

Arne met een fraaie winde

De laatste maar zeker niet de minste van het stel is de barbeel. Deze vis heeft intussen voor een hele gekte gezorgd in hengelsportland. Als vanzelfsprekend is ook hier de commercie handig op ingesprongen met speciale barbeelhengels, barbeelvoer, kaasflavours etc en ja ja zelfs Nederlands eerste barbeelgids “Frans Vogels”.

En ik moet eerlijk bekennen ook ik ben fan geworden van deze vechtjas. Ik weet nog goed dat ik een jaar of 6 a7 geleden mijn eerste barbeel op de IJssel ving vanaf de kademuur bij Deventer, gericht met een blokje kaas op een hair. Ik was de koning te rijk, want op dat moment was het nog best een bijzondere vangst. Dat Barbus barbus nu allang geen zeldzame verschijning is is bekend. Afgelopen jaren heb ik met vismaten feedersessies meegemaakt dat we meer dan10 barbelen vingen!

Het vangen van een barbeel op zich is niet zo moeilijk, het vangen van veel of grote barbelen is wel een behoorlijke uitdaging. Ikzelf heb me niet toegelegd op het vangen van grote barbeel maar weet dat er wel een paar specimen hunters rondlopen die met regelmaat grote vissen vangen. Ook huidige (officieel aangemelde) NL-record barbeel komt van de IJssel en bedroeg 85cm, nu zijn dit soort maten natuurlijk uitzonderingen maar barbelen van tussen de 70 en 80 worden regelmatig gevangen tijdens wedstrijden.

Ik mag ze graag vangen als “bijvangst” tijdens het feederen en juist dan is de uitdaging groot om ze ook daadwerkelijk te landen, want zoals de meesten wel zullen weten doe je feederen altijd met de lijn onder de lijnclip van je spoel, dit om zo telkens dezelfde afstand te bereiken. Dit heeft in het geval van barbeel het nadeel dat je erg weinig speling hebt. Barbeel heeft de vervelende eigenschap dat als hij zich haakt (ik vis met een zelfhaaksysteem, hierover later meer) er als een speer vandoor gaat. En ja…dan is een paar meter extra lijn op de spoel niet veel. Wat ik dan probeer is om zo snel mogelijk de lijn onder de clip vandaan te halen of ik maak de keuze om te gaan voor buigen of barsten en hopen op een niet al te grote barbeel. Deze momenten behoren vaak tot de spannendste momenten tijdens een feedersessie! Als je de barbeel dan eindelijk bij de kant hebt probeer hem dan niet meteen te scheppen, want een goeie barbeel neemt altijd nog een paar runs onder de kant en dat kan geen onderlijntje aan….geloof me  ‘I’ve seen it all’. Dus rustig uitdrillen en pas dan scheppen is het devies.

Zoals eerder gezegd richt ik me niet specifiek op barbeel maar lopen ze vaak tussen de andere vissoorten door. Bij de keuze van mijn stekken merk ik wel dat ik wel stiekem toch vaak voor stekken ga waar ik barbeel kan verwachten en ook pas ik mijn voermethode erop aan. Dit doe ik door een constant voerspoor te maken waar barbelen op een gegeven moment op gaan liggen en dan je haakaas vanzelf vinden.

Hendrik-Jan met een fraaie barbeel

Op stekken waar je barbeel kunt verwachten stroom het per definitie hard. Deze stekken bevinden zich doorgaans niet tussen de kribben maar hiervoor zul je de hoofdstroom op moeten zoeken. Je materiaal moet hier natuurlijk wel op zijn afgestemd anders is het vragen om problemen. Zorg ook voor barbeel dat je rollend vist en blijf bij je hengel, want ik garandeer je dat een grote barbeel er zonder problemen met je hengel vandoor gaat.  O ja…houdt je hengel altijd hoog wanneer je een barbeel drilt want ze blijven graag bij de bodem en zwemmen zich anders sneller vast. Tot slot is het erg belangrijk om een barbeel de tijd te geven om bij te komen van de dril, ondersteun de vis bij het terugzetten en wacht totdat deze weer op krachten is gekomen. Succes en gebruik bovenstaande in je voordeel.

Volgende week in DEEL 3,  Welke materialen heb ik nodig?

Klik hier voor deel 1

Gerelateerde artikelen:

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *